alles is krom

Dat hemd is ons eerste onderwerp van gesprek als ik na de proclamatie aarzel bij het terras van de broodjeszaak naast de hogeschool. Ik heb een verschrikkelijke dorst, want de middagzon schijnt loeihard en ik heb op de receptie na de proclamatie niets gedronken. Er was alleen maar schuimwijn en sinaasappelsap. Schuimwijn was geen optie, mijn eerdere ervaring met alcohol in gedachten, en van sinaasappelsap krijg ik buikloop.

   Ik ga aan een van de metalen tafeltjes op het terras zitten en doe mijn best de CO2-dampen van het passerende verkeer te negeren. Even overweeg ik meteen naar huis te gaan en moeder mijn diploma te tonen, maar iets in me zegt dat ik recht heb op dit bezoek aan dit terras, dat ik vier jaar links heb laten liggen omdat ik geen zakgeld te besteden had. Dit is mijn hoogstpersoonlijke feestje. Ik heb er de drie afgelopen maanden telkens vijf euro voor gespaard, beknibbeld op het krappe huishoudbudget.

   Ik heb niet alleen dorst, maar ook een razende honger. Van de hapjes op de receptie heb ik niet durven eten. De ingrediënten – een mengeling van groenten en rauwe vis – kwamen me onbekend voor en ik wilde in aanwezigheid van de docenten en medestudenten geen figuur slaan als ik er een hap van nam en over de rooie zou gaan, zoals men dat pleegt te noemen. Het is een handicap wanneer je smaakpalet zich beperkt tot eenvoudige, goedkope en herkenbare dingen als ravioli uit blik of balletjes in tomatensaus.

Ik bestudeer de selectie broodjes op de kaart – zelfgebakken wit, volkoren, met spelt, negen granen – en voel het zweet lang mijn rug onder mijn broeksriem kruipen. Niet zozeer vanwege de zon op het terras – ik zit onder een parasol – als wel door de paniek die toeslaat omdat ik geen keuze kan maken.

   ‘Een beetje ongemakkelijk, niet? Op zo’n hete dag als vandaag.’ Ze staat naast me met een tablet in de hand, klaar om mijn bestelling daarop in te tikken. Ik denk dat ze op de ruime keuze doelt, maar als ze wijst naar mijn borst begrijp ik dat ze het over mijn hemd heeft.

   ‘Proclamatie gehad’, hoor ik mezelf stuntelen. ‘Net afgestudeerd. Handelswetenschappen.’

   ‘Dan zou ik mee gaan vieren in plaats van hier in mijn uppie te zitten.’ Ze knipoogt.

   ‘We hebben gevierd’, zeg ik. ‘Iedereen was mooi gekleed. Een hemd en sommigen zelfs een stropdas. We zijn om beurten afgeroepen en hebben ons diploma in ontvangst genomen. Daarna heeft iedereen iets gedronken. Ik niet. Van schuimwijn gaat mijn hoofd barsten en van sinaasappelsap krijg ik buikloop.’

   Ze lacht. ‘Dat is tenminste duidelijk.’

   Ik kijk in haar ogen om te achterhalen of ze het meent of me alleen maar uitlacht. Dan slaat de paniek toe, die ik de hele dag heb weten te ontwijken. Ik staar naar haar groene kijkers met gele spikkeltjes, naar de putjes in haar wangen, en word me pijnlijk het zweet op mijn rug en onder mijn oksels gewaar. Het kan niet anders of ik stink uren in de wind.

   ‘Geen schuimwijn en geen sinaasappelsap, dus.’

   Ik beaam haar conclusie. Ze heeft het luchtje dat ik verspreid niet opgemerkt of laat het in elk geval niet merken.

   ‘Wat dan wel voor mijnheer?’

   ‘Een cola. Zonder ijs.’ Dat laatste zeg ik erbij omdat je nooit weet of dat ijs wel gemaakt is van zuiver water. Als het oplost in de drank verspreiden de bacteriën zich met een fenomenale snelheid, zeker bij dit hete weer. Los van de bijkomstigheid dat heel wat kelners de blokjes met de blote hand uit de ijscontainer in het glas laten donderen, diezelfde handen waarmee ze al de hele middag drank schenken, bestellingen opnemen, geld in ontvangst nemen en – eenmaal uit het zicht van de klanten – in hun neus peuteren of in hun kruis krabben.

   ‘Een cola zonder ijs, voor mijnheer.’ Ze buigt alsof ik een lid van het koningshuis ben. Haar rode krullen buigen mee.

   ‘Samuel’, zeg ik. ‘Mijn naam is Samuel.’

   ‘Samuel, zei je? Dan zijn wij een alliteratie.’

   Ik probeer uit haar blik af te lezen of ze een loopje met me neemt, maar blikken lezen is, net zoals solliciteren, niet mijn sterkste kant.

   ‘Ik heet Saskia’, zegt ze. ‘Saskia – Samuel, onze namen beginnen met dezelfde letter. Een alliteratie dus.’ Ik knik.

   ‘En wil Samuel ook iets eten? Ik kan je het broodje pecorino aanbevelen. Of…’

   ‘Ham en kaas’, ben ik haar voor.